Ervaringsgericht Onderwijs (E.G.O.) richt zich op het welbevinden en de betrokkenheid van leerlingen. Kinderen die met veel plezier naar school gaan en vaak betrokken werken, maken een goede ontwikkeling door.
ErvaringsGericht Onderwijs is meer dan een onderwijstheorie. Waar sommige scholen vooral uitgaan van vooraf vastgestelde onderwijsprogramma's of van producten (testgegevens, zoals de Cito-toets), richt het E.G.O. zich op het proces dat zich afspeelt in kinderen, in de groep. Natuurlijk gaat het om het "resultaat". Maar zich goed ontwikkelende kinderen merken tijdens de activiteit zelf al dat ze met zinvolle dingen bezig zijn.
Betrokkenheidsverhogende factoren
Door de gehele basisschool wordt met aandacht voor 5 betrokkenheidsverhogende factoren gewerkt:
Het E.G.O. richt zich op de "ervaringsstroom" van mensen. Dat betekent op het totaal van mogelijkheden. Er wordt rekening gehouden met alle relevante factoren die leerkrachten in kaart kunnen brengen: karakter, ontwikkeling, thuissituatie, relaties, leervermogen etc. Leerkrachten binnen het E.G.O. zijn, met andere woorden, gericht op wat er zich in de ander afspeelt.
Dat is zichtbaar in Welbevinden ('hoe maakt iemand het') en Betrokkenheid ('hoe doet iemand het'). Een schoolteam traint zich regelmatig in het kijken vanuit die factoren. Ze moeten aan kinderen kunnen zien en horen of er sprake is van echte ontwikkeling. We hebben allemaal veel dingen geleerd, die we ons niet meer (precies) kunnen herinneren. Maar dat wat met echte betrokkenheid wordt geleerd, wordt niet vergeten. Dat zijn fundamentele ervaringen.